zeven jaren zomer

Huizen, velden bomen braken vuur

gesitueerde omstandigheden. Het bar

baarse volk vecht bloed tegen bloed,

vrede wees meer dan een woord, ver

werp de eisen van het beschaamde ver-

trouwen, het hof vertaald alles, nee, geen

redenen, geen argumenten meer, geen

zet om zet, geen teug om teug. De hui-

zen kijken niet terug, de velden keuvelen

niet en bomen zijn er zoveel. De revolutie

is al geweest en zijn slachtoffers spreken

niet, de doden zijn er niet, wie zal ze tellen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–

Vol van mens en dier, vertrapte per-

ken, met de trekken van een oud ras,

bezeten van armoe en argwaan, mil-

delijk geworden, water is zoet en be-

gaanbaar, voor ons en allen die komen.

De bomen worden belast, nu en in de

toekomst is er, maar de regels daarvoor

staan al vast, wij zullen tekenen, wij

zullen zingen. Er is een weg naar buiten,

hier, de moeder is een wieg voor het

drijvende woord. Gaan is alles, zolang

het maar droog blijft. Bier, leven is pissen

en slapen. Jij bent tv, zet hem op, dan

ben je beveiligd. Blijf maar staan als een

hoofdletter, het bedrag blijft hetzelfde.

Koteren om de put vol te krijgen, blunt

met mes en vork, bliksem op mijn kloten.

Morgen zeker niet, vraag iemand anders,

over streepjescodes op grootverpakkingen,

over muizen op de wc. Nogmaals over tv,

Noten en nootjes; excuus voor het gebruik

van tippex en pritt. Deze lijst, deze bestelling,

maar stel uw vraag met betrekking, ook als

bijrijder hebt U rechten, het wachten is op

de eerste amendementen, die deze of gene

wreed zullen bekaaien. Vanuit die verzekering

in beroering geraakt; het is wel, het is niet,

het is beide, in ieder geval, het is tijd om

mee te doen; van belang moet het zeker

blijven. Rust aan het water, het seizoen is

te kort. Ratten suizen er roederend vandoor,

tot in gaten en holen. Moreel en zedelijk

kraakt de dag een beverwoning en de jonge

telgen kiezen voor het spel in vrijheid en

licht. Met zouten, met zetmeel en met pasta,

Ziek van genot. Dit is waarheid, ogen zeggen

niets meer. De geest gegeven voor een betere

ruil. Lieflijk van begin en voor herhaling vat-

baar. De snelweg van het gevoel interdimensio-

naal bewandeld en tot geen slotsom verenigd

geworden. Pest en pokken op de lat, tot aan het

luiden van de bel. Bier en blowen, leven is zui-

pen en trouwen is gratis. Laten we handen ver-

zamelen, wie doet er mee? De stad is radio en

tv tegelijk, dat zeg ik, zouten, zetmeel en pasta,

Dekens op een ziel met bijtende humor. U vraagt,

wij draaien. Laat U gaan. Zout, zetmeel en pasta,

vallen gaat gemakkelijk. Tik-tak. Brillen kunnen

smelten op tv en diezelfde gaat nog steeds uit

met een druk op die vervloekte knop.

 

 

 

 

 

—–

Maar ze is veel te zeldzaam voor mij

en zal ook niemand onberoerd laten.

Ze zwijgt in gedeelten, met borsten van

papier. Je waant jezelf natuur

spelend met haar haar. De schone is

meer dan rijp, Haar meisjeszweet ruikt

naar vage kruiden en verlokt mij te

dwepen met de hemelse zonde, mezelf

alwetend begraven in haar schoot.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Het echte zaagwerk begint nog, nee,

niet van dat pietluttige, de echte bewer-

king, met liefst veel onnodig geweld een

pas op de plaats maken, Niet genietend

van de gestelde vraag maar van het vrouwe-

lijk gevulde leesteken erachter. Vandaag

denk ik na met goulash in mijn oren. Ik

wil zieken bij het leven, dat het ruikt naar een

dichter. Dat zei die man ook die mij, mij

maakte en hij, hem. We zullen hem nog

terug zien als boswachter, wat ook mooi

uitkomt op het rijmschema. Als dit en dat

zaken gaan doen, kan het een en ander

niet uitblijven. Er komt een dag dat alles

op zijn plaats misvalt. Pitpoedels voor oude

omaatjes. Geluk is zo koud als een wekker,

de tijd heelt geen wonden. In het begin was het

laat, later werd het onoverkomelijk. U mag ook

dansen, ik ben een zwart schaap met beat,

Kabonkaboemboem, bimbam in de wigwam,

op het ritme van de bellen in mijn hoofd. Doe

wat in je opkomt, spaar neuskeutels en dinkel-

berries, want het vreten hier is niet. Kleine

knikkers die gehaktballetjes, sigaren en herin-

neringen in het luchtledige. Ik sta op en groet

mijn vrienden, dat kost mij niets. Het is me

wat, op weg lijkt het wel of ik hier alleen ben,

nog even en ik breek de stilte. Ik waan mezelf

openbaar, een ster die valt voor boemboem.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-
Rigor mortis begint tussen je benen. Om

streden weemoed bereikt mijn ziel. Ik ben

droog en niemand kent mij hier. Een lange

rij onwetenden staat me voor en deze is on-

gunstig bepaald; want daar is geen kassa in

de buurt. Ik ga door met deze circulaire patro-

nen, zodat en ook zolang ík er maar niet para-

noia van word. Ik voel me hier een Dalton,

zou ik er echt geen zijn? Dubbeltjes, trauma’s

en principes. Kunt U mij even inwisselen? Geen

held maar een psychisch gehandicapte clown

staat voor Uw ogen. Geen tranen in de ogen van

de hopman. Ik kan niemand zo zien huilen.

Maar dat is nog geen vergelijking met ’s morgens

opstaan in het bevrijde veld. Dauwdruppels zijn

tranen van de hemel. Wanneer bereik je wat, ben

je daar tevreden mee, en zo ja, waarom. En stel

nu, dat er nooit wat gebeurd. Wat doe ik dan,

wat doen wij dan? Laat mij niet vergeten dit

gezegd te hebben. Laat mij niet vergeten wie

en waar ik ben. Daar ga ik desnoods alleen en

in mijn gedachten. Laat mij maar verlaat mij niet.

Ik doe de was. Therapie met hoge woorden

zoals het werpen met dobbelstenen en muntjes,

egomystiek. Begrip komt meestal te laat. Het is

meer vallen dan gaan met mijn werkelijkheid.

Ik grijp alles wat zich daartoe aandient. Deze

actie is onverklaarbaar voor mij. Ik ga waar ik

mezelf niet meer kan volgen; U doet alsof U

bestaat en denkt na, geprikkeld tot een milde

irritatie, waarin alle goede bedoelingen verloren

kunnen gaan. Ik heb zelden gezegd dat wij vriend-

en waren. Ik geef mijn stem niet ten koste van

de intentie. Pretenties heb ik nog zat en ook dat

geurt niet altijd naar rozen. Ik zal komen waar ik

zijn moet. Dat de binnenkamers bewaakt worden

boeit mij niet. Ik ga waar ik mijzelf niet meer

kan volgen, U doet alsof U bestaat en denkt na.

De deur wordt selectief benaderd, maar altijd ge-

sloten gehouden. Ik ben bewogen, mijn hart bloedt.

Depressie is mijn dagritme, en alleen daar ken ik

de weg. Doe jezelf geen geweld aan en doe dat nu.

Deze actie is onverklaarbaar voor mij. Ik had ge-

zien moeten hebben, maar ik leef met mijn ogen

dicht, met mijn blik naar de zon; ze openen zou

pijn doen.

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Zij is kalm en wordt al ouder, haar

dagen zijn de huizen waar ik welkom

ben, de daken zijn van goud, met armen

zonder melding, maar met innige deel-

neming. Mijn liefste geeft haar trouwe

handen, dienstbaar aan de bevrijding.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–

Ik rukte me suf in een zweterige cabine

die tevens ook naar cannabis stonk. De

vrouw voor mij was een klam overblijfsel

van mijn bizarre jeugd. Onplooibaar en

koud lag ze nog onder mij, die mooie blonde

dood was onbespreekbaar verarmd. Met de

beste wil van de wereld, deed ik een bef

na, haar uitgeroeide clit was als een ver-

eenzaamd steentje tussen haar dorre lippen.

Deze walging is me voor altijd bij blijven

staan, maar iets doet me verlangen, geloof

mij, ik weet wie ik ben en ik hou van nukken;

in het speciaal die van haar. Mijn pikje is

nooit meer dezelfde geweest, sinds ons kleine

drama; mijn plasser is ook geen verlosser

en ik ben geen toy-boy ook al had ik dat

graag, maar ik wil een heer zijn en haar be-

geren als een vent. Laat me haar tieten zien,

laat me haar broekje weggooien en vervolgens

tegen haar zeggen dat ze wel kan gaan, ik

zeg niet dat ik het aankan; tel de kinderen maar

die ik gepland had en kijk waar ik ben in de

ellende. Inderdaad; het is maar net waar je

voor kiest. Ze sloeg me moedeloos en genoot

van het spel, maar nee, ze is de slechtste

nog niet, ze rukte niet, ze wipte niet en kneep

hem voor haar vader, ook al had ze ballen

voor tien, nee, geen wijze woorden meer,

geen commentaar, geen goede besluiten,

achteraf zit ik weer met de rotzooi…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——

 

 

 

Droge witte velden, met getande irissen en

uitgedoofde pupillen, een gerafelde blik van

bestrafte ogen, met diepe kringen van gitzwart.

Bron van verslaafde ellende was ik maar je

enigste, met je rok, je jumpertje en je tieten

de kast in. Heroïne of zo, dat verbaasd mij

niets, acteren is je enige kans op deze blije

wereld, ik kuiste mijn vervloekingen voor

een speling van het lot, de schok van haar

streling, en klaarkomen als een genadeschot.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–

Mijn kleine bruine meisje is een sap-

pige oosterse vrucht, met rode wangen.

Ik wil haar bedekken met Italiaans ijs en

al mijn vrienden uitnodigen, maar aflikken

doe ik dan toch zelf, room straggiatella,

ze zal zich wel scheren tegenwoordig, stel

je voor, in haar spleetje happen is vergeten

dat er nog deuren en ramen zijn, en muren

met oren. Mijn schat eet patat en kust me

de mayonaise ook weer van de lippen. Voor

de geïnteresseerde gastronoom zijn dat

minstens vijf sterren. De culinaire beschrij-

vingen van mijn liefde zijn een lust. Ze

smaakt overal anders en heeft, als je haar

nog maar net hebt aangeraakt, haar eerste

kleine orgasme. Ocharme die warmbloedige

natuur, ze schokte onder de liefkozingen van

mijn gezicht en genoot van de inhalige grijp-

bewegingen van mijn tong, maar kwam niet

klaar. Ik was me misschien niet zo bewust

van haar en misschien zal ik dat wel nooit

worden. Ik ben een tragisch soort idioot,

maar daar wordt de seks niet meer of minder

  1. Ze smaakte naar zalm en naar mosselen,

naar pruimen en peren, van de zoetste soort.

Nee, ik heb niet de hele nacht een stijve

gehad, maar ik mag hopen dat zij er net

zo van genoot als ik. Ze is een koppig eng-

eltje waar je koud van wordt, daar wil je alles

voor doen zodat het nooit ophoudt, maar die

morgen komt onvermijdelijk. Haar moeder

lag boven met rode oortjes, evenals ernaast

de zwervende muzikant, die als alibi fungeerde

en die wij met narcotica uitgeschakeld dacht-

en te hebben. Die heeft dus de hele nacht naar

soppende geluiden liggen luisteren en heeft

zich op die trip ook prima geamuseerd. Hij

heeft ervan geleerd, ik niet. Hoe het was om

haar uit te kleden; ik weet het niet. Alles aan

haar is klein en rond. Ik hou van haar en haar

wipneusje. Ik vond mijn grijpreflexen terug,

spelend met haar kwabbetjes. Tot een tegen-

prestatie was ze niet bereidt. Wat had ik haar

graag van alle kanten genaaid. Die weinige

kroezelige haartje rondom haar vochtige

holletje, weet je, haar kont, dat is geilen

Ik denk aan een klein vibrerend buisje,

maar ik wil het echte werk niet vergeten en

roer nu al in gedachten in haar sappen,

wat zou ik graag bijten in haar vlees, en

als we het nog eens zachtjes overdoen, ge-

bruiken we er een pepertje bij.

 

 

 

 

——
Ik zag dromen en vroeg haar wie

ze was. Ze groette me onvermoeibaar

terug en wenste me een naam zoals

ik wilde heten. Tallozen zijn haar ge-

volgd. Ik telde drie lagen kant met veel

inkijk en stond in brand voor een ver-

lokkelijke schat met naaldhakken, net-

panty’s en korte lederen broek. Zij houdt

van mooi zijn en van zichzelf in groene

en rode lingerie; zij is zo heet als de

lange nachten en wil daar best voor

betaald worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-

De jonge frisse lentes raakten mij aan

en ik zwom in de blauwe ogen van een

blonde fee. Opgeruimd heeft ze me tal-

loze keren aan de kant gezet. Verder dan

haar slipje ben ik nooit gekomen en ze zag

er zo lekker uit in haar meisjes-onderbroek-

je, ze houdt van roze en mint en van badstof.

Haar borsten zijn groot en veerkrachtig

geworden en er is veel aandacht voor het

kleine meisje dat zich inmiddels bekwaamd

heeft. Beleefd noem ik haar een tutje, maar

ik zou nog veel willen weten, de drama’s zijn

voor de eenlingen, de witte rozen zijn voor

mijn bruid. Ik bemin alleen de mooiste

bloemen en raak daarmee uit de tijd. Nooit

gekust, nooit gestreeld, nooit zachtjes haar

lijf naar me toe getrokken en verteld. Ik be-

houd ook de witte en de paarse orchideeën,

omdat die niet vloeken met de fuchsia’s in

haar haar. Nooit samen gedeeld, in bed, in

de bosjes, onder stoelen of banken. Doof

is de nacht, ik ben mijn eenzaamheid ver-

geten, een epiloog van warme tranen met

klassieke vormen van traagheid, meisjes

met een strikje.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Ik wil een ijsbeer zijn en nooit huilen,

ik wil staande borsten die uitpuilen, een

gericht beleid van prijs en kwaliteit, ze

vroeg erom, die dikke trol was vast geen

pot, maar wel schandelijk duur voor

totaal geen genot. Ik flipte op de grillen

van haar perverse natuur, mijn zieke

geest is nooit zo gek geweest, je weet

niet hoe het loopt, kijk uit wat je koopt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
We krijgen het voor elkaar, het is zeker.

Ik word helemaal zot van die gekke wijven,

niets gratis, niets voor niets. Ik slik de pil

van de verduistering en tel mijn minuten

geluk. Ik ben een engeltje, maar ik zou liever

een boeing zijn. Lalala, wiebel wiebel, tra-

lala. Lieve dingen om te zeggen; dat je me

doet denken aan vers fruit, aan honing

en aan verse haring, niet zonder uitjes. Dat

je kont er ook leuk uitziet, mag ik je een

anaal ontbijt aanbieden? Ik ben een bemin-

nelijke rioolrat, ik huil met de honden van

de hel. Mysterie raakt mij aan. De een is een

breekbaar vogeltje, de ander is een beetje

hulpeloos. Ik betreur de moeder van mijn

zusje, denk eens na, schatje, ik wil vlees,

lust, niet een botje om op te bijten. Kom in

mijn natte droom, mijn liefde is gemaakt

van vuur. Open je geest, de wereld verandert.

Zwarte geesten, merkwaardige lussen en

vlekken in glas. Wij zijn geen vrienden van

mensen, wij zijn te gemaakt. Ik huil niet,

geef me een haar voor elke traan, ik lach niet;

geef me een schop als ik niet meer kan. Ik

\weet alleen dat de bloemen niet meer geuren,

dat het groen zo groen niet meer is, dat jonge

meisjes nooit meer hetzelfde zullen zijn. Ik

drink voor troost, maar niets smaakt mij nog;

ik weet al hoe het mij zal vergaan, hier,

de derde akte komt in het midden, de laatste

akte moet kletteren, ik wil tralala, zoals

in de zomer. Ik voel brandende liefde, de

bewondering en het wit van Titiaan. Wel

of geen liefde is niet de vraag; Rubens,

Rembrandt en Titiaan. We krijgen het voor

elkaar, ik ben Reep en ik doe een vlieg-

tuig na. Ik slik de pil van de verduistering.

Lalala, wiebel wiebel, tralala. Lieve dingen

om te zeggen; kabonkaboem-boem, bim-

bam in de wig-wam. Geef me toch een

haar voor elke traan, leg voor mij bloemen

bij haar graf. Laat de meisjes zingen,

ze is voor altijd van mij gegaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Ik deed net alsof ik zo nog kon lopen,

knipperde met mijn ogen en dacht in

vijftig Hertz. De straatlampen waren

bijna spiegels, het centrum was een

groot bordeel en wenste iedereen een

warm welkom in het schaduwenrijk.

Het leven was een pornofilm. Ik zag

de kerk al met verderop het Havenhoofd

en de boom voor wie ik de solo zong

in mijn eigen slavenkoor. Hij stond

daar maar en reflecteerde, het werd

stil in mij en ik reikte de hemel in als

een populier.

 

 

 

 

 

 

 

——–

 

 

 

 

 

 

God is een enkeltje Amsterdam, dat is zeker,

dat. Jesus zit wel us in de trein. Wij ruilen

porno-plaatjes en wisselen onze zoute verhaal

tjes uit. Met zijn zusters in mijn armen is

het leven goed. Het rijmt tussen de regels.

Wat had je schatje, geef je me een schijntje

voor een lijntje? God is een enkeltje. Aan-

genaam is een valstrik. Jesus in de trein.

Tederheid is suiker in de brandstof en het

bloed vergeeft niet. De straten zijn bedoeld

om leeg te blijven. Hier rust ik en tel mijn gewaden,

honderd-en-zeventien zijn er ongemerkt van mij

gevallen. Zonder hoop op verlichting graaf ik

verder en dieper. Ik zoek de vogels in de wolken,

zoek de zon in het wijde vlak, de maan wacht er

gevangen, verzilverd en koud. Laat mij toch

zwerven en spreken zoals mijn heer, de bergen

wachten niet op mij. Er is hier verwarring,

veel te veel wazigheid, het wachten wordt bizar.

Sterfelijke inspanningen, klagen over neven-

zakelijkheden, als het zo uitkomt. Soep en

verdeeldheid over soep. Het grote meer wacht

op vertaling, gemoedelijk en gewillig ben ik

met twee schelpen aan mijn hoofd. Zo mooi

kan ik het niet zingen. Laat mij toch vloeien,

kolken op het ritme van golven van stromen,

het wilde witte water voelen in mijn stem. Ik

zit op het zaad van de apostelen. God is een

woord. De bijbel is een goeie grap, die wij

toevallig zelf verzonnen hebben. Die Mozes

die ik gekend heb, kon er ook hartelijk mee

lachen. Wij zijn de God van de tien geboden,

Ik ben dat hooghartige heerschap uit prediker;

ik was de maagd Maria zelf want de kas was

krap in die dagen en naar timmerlieden vroegen

ze niet. Ja ik geloof in heiligen, ik geloof in God.

Laat mij zweren bij mijn geloof hoewel ik het

niet beschrijven kan. Hier zijn wat demonen

met bloemen en fruit. Zingen kost niets.

Vandaag is een heel leven, aan de kant gaan

zitten en toekijken kan altijd later nog. Dansen,

vertel mij niets, geef hel, het is voor het laatst,

eens in de eeuwigheid valt er een échte stilte.

Dat, dat van toen, weet U nog; wij zijn gevallen

engelen en machteloze goden, een doelloos

project, geen punten, geen komma’s en geen

uitweg. Jesus in de trein en God op het perron,

zeg maar dag met je handje.

 

 

 

 

 

 

——-
Vergeef mij, vader, ik heb gezondigd. Kots,

zweet en spieren. Tato’s, gitaren, drums,

heavy metal. Vergeef mij vader. Lange haren.

Gekleurde lichten vloeken in het donker, voor-

uit, daar waar mensen staan. Vergeef mij,

ik heb gezondigd en veel is verloren gegaan,

door mijn schuld, door mijn schuld, door

mijn stomme schuld. Al zesentwintig jaren zweef

ik doelloos rond over deze planeet, vergeef

mij, de hel is hier. Nee, geen vooruitzichten

op datgene wat mij ook vaker beloofd is.

Verwacht geen liefde van mij. Vergeef mij,

ik kan niet meer, wat voor verlossing,

godverdomme! Vergeef mij vader, ik ben \

Uw gunsten niet waard. Vergeef mij, het

is omdat het moet. Laat mij mezelf maar

drogeren. Laat mij naar harde muziek luisteren;

nu is het moment voor een solo. Ik

wil vergeten dat er hoeren bestaan. Ik wil

van niemand niks meer. Ik wil, ja, ik wil.

Vergeef mij vader, ik heb gezondigd,

vergeef mij, ik zal niet rusten. Ik lieg

tegen mijzelf en ik weiger te geloven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Mijn oren toeterden, dat was gespierde

taal voor zo’n klein meisje. Ze keek

onschuldig geil over een piepklein

zonnebrilletje en folterde me met

haar ogen. Ik dwaalde van haar benen

naar haar borsten, het werd me langzaam

teveel, en ik begon tegen haar bloesje

te rijden, die tinten staan voortaan in

mijn geheugen gebrand, en bewijzen me

een dienst, zoals een vlekje op haar

t-shirt dat zou doen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Haar blanke huid en perverse mondje

zogen volle teugen van het zoete sap,

uit het merg van mijn been. De hemel

hoort mijn tranen niet en zij deelt mijn

leed, zodat het kleinere proporties aan-

neemt. Ze was van hier weggegaan en

nam haar katten en haar muisjes mee,

in mijn schreden hoor ik nog haar echo,

aangeraakt door haar koude armen. Ze

vertelde me dat ik iemand anders was

en dat ze zich zorgen maakten om mijn

gedrag. De zorgeloze scheiding in haar

sluike haar is haar enige prijsloze bezit,

ze neemt me mee in beschrijvingen en

haar stem is als sneeuw op mijn naakte

huid. Het zou kunnen gaan regenen en

waaien; ik zou het niet merken want het

vuur dooft pas morgenochtend als ik

weer buiten sta, met alleen een kus voor

het afscheid.

 

 

 

 

 

 

 

 

—-
Ik kwam op en ging neer, nu weet ik

het dus echt niet meer, moeilijkheden,

mogelijkheden en ik die de dans ont-

spring. Wat zou ik nog moeten zeggen,

daarbij is ze Frans en indiaans, ze is echt

amerikaans, haar zwarte jurk lijkt wel een

harnas met twee stootstangen over

haar bumpers, ze kijkt vernietigend

maar praat net zo plat als haar hete

buikje is, en na jaren van depressieve

ritmes vraag ik me af of mijn bed wel

groot genoeg is.

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Een beetje pijn mag wel, zo zei zij en toonde

me nog iets meer been. Ze deed hem een jasje

aan en ik voelde het in mijn ballen en in mijn

meesterlijke erectie, zij wilde iets voor zichzelf

en staarde er alvast met grote ogen naar,

omdat hij plotseling nog iets groter werd. We

vrijden wat, maar al snel voelde ze wat ze

bedoeld had harder dan ooit tussen ons liggen

en vond dat het er nu maar eens van moest

komen. Meteen die eerste keer kleedde ze zich

langzaam voor me uit en ging, op haar buik enzo,

plat op de grond liggen, en zo, wuivend met haar

voeten, deed ze alsof ze niets meer van me wilde,

het was dus mijn beurt om mijn geslacht tussen

haar benen en haar bilnaad te brengen. Gefasci-

neerd penetreerde ik haar en wiebelde voorzichtig

totdat ze zacht begon te kreunen en eenmaal

overgeleverd dankte ze me huilend voor de eerste

keer dat ik verder drong, en nog maar eens door-

duwde, daar slaakte ze een bevrijde zucht, ooit

had ze een wasknijper op haar tepel gezet, maar

dat bleek dus zeer te doen. En nog eens wilde ik

ruim uithalen, maar werd getroffen door mijn eigen

terugslag, van haar geworpen en kwam, badend

in het zweet, klaar als een olifant met de geur

van gescheurd rubber.

 

 

 

 

 

—–
Voor de laatste keer viel ik diep

in haar bloemetjesjurkje en deed

met wijd open ogen mezelf na,

ze lachte breed, met parelwitte

tanden, gelaten stond ze mijn

ogen toe haar uit te kleden. Er

is een god en hij lacht zoals de

zon op haar naakte schouders,

de twee bandjes daarover zijn

de scheiding tussen mij en een

gevierd man.

 

 

 

 

 

 

 

 

——-

 

 

 

 

 

 

De zon wenste me

een goede morgen

die dag

dat ik ze vinden zou

canned dreams

nu de orgasme-pil nog

je blijft je verbazen

waar je ook kijkt

zitten mensen in dozen

vragend kijkt de vrouw me aan

zo rijk zie ik er niet uit

gelukkig maar

doe maar geen moeite zeg ik

driehonderd gebaart ze

daar koop ik een uur hemel voor

in tweevoud

denk ik nog

terwijl ik snel aanfiets

nog even wachten

can-a-beer and

can-a-bis will help me

thank God for canned dreams

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-
In alleenstad zijn de hoeren blauw

vernikkeld en verdomd

baggeren zij waggelend

een paadje door de sneeuw

als halfnaakte pinguïns

 

en ik

een dubbeltje op zijn kant

op zoek naar de vrouw van een geeltje

kijk toe

 

de sneeuw verblindt ons grijs en ontdaan

een vreemd verlangen

bekruipt je

als je haar ziet

het blijft niet

bij eens proberen

 

ik kwijl

en leeg mijn maag

en ik ijl

terug naar Club Whisky

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Er heerste algemene tevredenheid

met betrekking tot de concessies

die men elkaar al hamerend op de streefpunten

wederzijds toewierp in de hoop

het definitieve compromis naar zich toe te trekken

de evaluatie was net rond

men wilde een strijdplan opstellen

met medeneming van onder andere

alle oorzakelijke verbanden

betreffende de maatschappelijke trombose

die desastreus werkte op onze sociale infrastructuur

en derhalve bestreden diende te worden

de bestemming was maar al te duidelijk omschreven

in de brede argumentatie

die daarbij ontstond

viel het niemand op

dat het probleem zelf

zich nog te kennen gaf

door het debat te verlaten

zijn verrijkende aanwezigheid ten toon

besloot hij anders

nog steeds vrij van geest

maar nu volledig verbijsterd

schoot hij zich door het hoofd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-
zo langzamerhand breekt alles af

gekoesterde dromen storten in duigen neer

maar mijn gezicht verraadt geen tranen

ik belaad mij niet meer met ondraaglijke lasten

en hoewel niemand mij zo wijs schat

begin ik er achter te komen

ook ik heb weet van komen en gaan

dat zich als een diepe indruk afmeet

op verstand en omgang

met een stempel op het voorhoofd

had het ook gekund

ze hebben me behandeld

totdat mijn ogen dof werden

en naar binnen keerden

maar ook dat recht

probeert men mij te ontnemen

middels de leegte op te vullen

met de halve waarheden

die schuilgaan kunnen

achter de definitie van geluk

ze blijven me jagen

dat het zeker voor geen ander is

bestemd onder gras

opdat ook ik vergeet

dat de geseling

niet te vergelden is

slechts dit rest mij nog:

de hoop die ook al voortvluchtig is

als een vogel tegen de ruit

misschien wel de uwe.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
vergeef mij

dat ik slechts besta

om met mijn piel te wapperen

en poep te praten

in onaangename aanwezigheid

van ratten besnuffeld

en van honden bezeken

in steeg en portiek

onwetend per algemeen besluit

de inhoud van mijn woorden

een kwijnende gedachtengang

theater en opera

ter lering en verveling

van toevallige passanten

met een welwillend oor

die volgens Jabba

alleen nog maar

rechtopstaande mensen zijn

en de grond onder hun voeten

net zo stabiel als het woord

dat ik hen toespeel

een domino-effect kan niet uitblijven

zo schijnt mij althans vaak

spelend met de gedachte

zouden dat ook werkelijk

sprinklers geweest zijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-
fout bier

foute chips

en een fout feest

is voor linkse rakkers

precies wat het leven zo

verrassend draaglijk maakt

wat verderop zitten ze alweer

in een nostalgisch kringetje

de meest rechtse bal achteraan

want vroeger toen het nog goed ging

dat waren de tijden

wij kraakten een pandje

raakten slaags met het gevestigde orde

en het grote genot was alom

dus tevredenheid was maar een pover soelaas

en zoals alles in die dagen relatief

wij discussieerden over de betrekkelijkheid

er werd diep getast naar de boon van de verdrukking

genadeloos maakten wij het later

om het vuur nogmaals en nogmaals te ontsteken

de avond werd besloten met een hamburger

die overal ter wereld hetzelfde is.

 

 

 

 

 

 

——-
verloren ben ik

in de streling

van dit moment

ongerept en aarzelend ijl

maar van groeiende aard

zo vergaan veel dagen

in een verwondering

die de liefde gelijkt

en veel verwarring veroorzaakt

maar hoe vaag ook

het onderzoek gaat door

voeg het gevraagde

bij een stilleven

zet de muziek keihard

de grootverdeler van de regels

wacht op zijn bestempeling

met veel beladen woorden

wil hij de eeuwigheid

maar soms, heel soms

blijft een zin hangen

zij het ijdel, zij het naïef

die gedachte op zich

is al motivatie genoeg

om me volledig kwijt te spelen

in de melding

van een statistiek feit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Haar vermoeide armen

kunnen een warmte geven

onbekend voor sterfelijken

ze rust als een godin

niet bewust van haar eigen tranen

noch die die ze weent om mij

wetend dat ook ik verloren ben

dat ook ik niet anders kan

zo zeker als ik haar niet krijg

ga ik er ook kapot aan

al blijft het leuk

dat ik haar niet had herkend

ik zal haar leren missen

en ondanks alles

verdraagzaam blijven

inwendig hatend en vervloekend

de dag dat ik voor het eerst vroeg

en meteen weer gereduceerd werd

tot een herinnering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Soms ben ik een boom

groet ik de hemel

en de mensen daaronder

Zijn we nou eindelijk

alleen en te voet

of moet ik daarvoor

ook al tot morgen wachten

Soms doe ik water na

zoek mijn weg

naar het laagste punt

om me te verzamelen

en weg te sijpelen in de grond

Als de zon het wil

kies ik de lucht

en dan ben ik later nog

de druppel

die waarschuwt voor regen

Soms kijk ik omhoog

mensen hebben vreemde waarden

vanuit het perspectief van een steen

en er is geen oog

voor iemand die overal tegenop botst

Maar nog voor ik volledig

onder de voet gelopen word

zie ik de uitgestrekte hand

van een medewandelaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Was het leven maar gratis

met wegen zo simpel

dat je je plan kunt trekken

waren de vrouwen maar goed

voor zichzelf en voor anderen

waren er maar mannen

die ons niet imponeren

en ketenen in wetmatigheid

was er maar iemand

zonder theater

en persoonlijk belang

maar ach je weet toch

het goede leven

kost maar een zieltje

Daar sta ik

en daar staan wij

met de wil om te breken

die geleidelijk aan overwint

de onwetenden achterlatend

in alomtegenwoordige twijfel

Zo staat of valt het

dus waar je ook gelegen bent

waar je ook vastzit

juist rondzwerft

snel leeft

of langzaam sterft

de gelijkenis is slechts toevallig

schud elkaar de hand

en ga ieder een eigen weg

in de wetenschap van de herkenning

en met het doelmatige streven

dat wij met elkaar delen

 

 

 

 

 

—-
Niets als de regen

vermanend gezaaid

in daden zo groot

als de toorn van

de zienden

 

De dagen bekleed

met pech en met pek

een tafel voor vier

de tolweg van

onze hoeden

 

Wanend wadend

door drie meter stront

malend wachtend

op die vervloekte pont

 

Die dingen zijn

de dingen die

de dingen zijn

de steek en de stek

van de dorps-idioot

is voor geen van

onze vrienden

 

Het is mijn doel

in omgekeerde daden

maar ja maar

de ogen en oren

staan er goed bij

dit jaar

 

 

 

 

 

 

 

——
Het dilirium begint

en het eind is zoek

hier ben ik maar

een rat in de oorlog

en geef me over,

het raakt me niet

zolang ze me

met rust laten

als het echt moet

zet me tussen

de fresia’s en het gras

ik voel me geworteld

in mijn stenen thuis

dat is de brandende aarde

die ik gevoeld heb

zelf gevlucht voor het ijs

word ik geroepen

en staak mijn bezigheden

voor een stalen gezicht

uit vele vlezige klompjes

daar kom ik aan

nog zo’n gek

met het begin

van een strafblad

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——-
Daar sta je dan

voor de bad-kamerspiegel

met een stokje

in je handen

 

een scheet lijkt

een minuscule eruptie

op het gerimpelde vlak

 

met niets in de zakken

met niets in de mauwen

 

de volle

vergeelde waarheid

in het oog

 

straks ga je daar

voor niets in het geheel

de bleke straten door

 

met niets in de zakken

met niets in de mauwen

 

een scheet lijkt

een eruptie

in het bestaarde veld

 

met in je handen

een mooi klein stokje

voor de badkamerspiegel

het vuil van je oren

kloppen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Niets als de regen

vermanend gezaaid

in daden zo groot

als de toorn van

de zienden

 

de dagen bekleed

met pech en pek

een tafel voor vier

de tolweg van

onze hoeden

 

Geld is een vies woord

de geldende bevrediging

is voor het spel alleen

 

Beleefd en verwaaid

een beroerd gesprek

een aantal of vier

 

de steek en de stek

van de dorps-idioot

is voor geen van

onze vrienden

 

Het is mijn doel

in omgekeerde daden

maar niemand staat stil

of kijkt om

 

Dan is er koffie

dan eten we die

lullige kleine worstjes

van unox

tot er

vroeg in de morgen

niemand meer bestaat

om er nog iets

van te zeggen

 

 

 

 

 

 

—-
Zo bezeten

kachel ik voort

met maar een gedachte

die mijn leven rekt

en tomeloos valt

in ongenegenheid

een sympathieke

uiting van desinteresse

blijkt de enige

stabiele factor in deze

de intensie deelachtig

gebruikt als statement

van impulsieve aard

 

als ik dan wakker word

en om me heen kijk

dan is het alleen

om er nog zwartgalliger

van te worden

teleurgesteld

met een massaal

karakter.

 

 

 

 

 

—–
Vrees die dag

met twaalf dansende

grobelia’s rond

een steen bedekt

met fresia’s

Vrees die dag

en de man met

de voorhamer

Vrees die dag

dat zijn lachen

verstomt en

hij voortaant ligt

en gromt

 

In de voorkamer

wordt zijn naam

gesproken

bevend en

met respect

was hij nu

nog maar

levend en

god weet

komt hij

nog ‘ns

voorbij

 

Vrees die dag

en de man met

het zweepke

hij was niet

slecht

zijn woord

was recht

zijn naam

was Jack

the Reepke.

 

 

 

 

 

 

 

——

 

 

 

 

 

 

 

 

Haal je adem in het achterland,

geef acht met je vergeten ellende,

vergelijk het nummer op de plaats rust.

Zo herhaal je je streven, Achteloos

verwensend en vervloekend. Liefde

is vuurwerk, dat kost je wel een

arm of een been; wie zijn ziel verliest,

verliest daarbij zijn toekomst, wie

zijn hart verliest, verliest daarbij zijn

leven, liefde is vuurwerk, niet zomaar

bij het nieuwe jaar, liefde is vuurwerk

en voor altijd knallen, dus zet hem op

en voor ik het vergeet, je bent een rund,

als je met vuurwerk stunt.

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Drie meter diep en alles is ergernis, drie

meter diep, de nood is hoog en de wanhoop

nabij, ik lik mijn pen en niet mijn wonden,

ik lig op bed en ik schrijf, dat deze of gene tijd,

nog de mijne niet is, gene zij omvangrijk,

deze, de spreekwoordelijke blinde strijd,

alleen om zelf de eerste, de beste te zijn,

kost een mens al zijn vermogens, ik ben

stil en vergaan, het is de pijn van mijn bestaan,

sneller dan kwarts, het tikken van de klok,

of het niet biometrisch is, ben jij wel goed

ingesteld? Drie meter diep, blij dat ik rij

met mijn linker en mijn rechter, de benen-

wagen. Wat verderop is het rustiger en

branden kaarsen, voor het gebed en voor

de sfeerverlichting, mijn paard is mijn wagen,

mijn geest is mijn huis, de joint gaat rond,

dienst en dienstverlening, van mond tot

mond en niemand trekt het meer; het wilde

westen ligt er roerloos bij vanaf de grond zo

zonder chaos, vernieling en prostitutie, tegen

die schone schijn is geen kruid gewassen,

van boven noch van onderen. En mijn pen

is niet behept met voldoende middelen om

de mens te begiftigen of te bevatten,

zij het eenzaam hoog dan wel

drie meter diep.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——

Ga de zondvloed zien vanaf je bed,

hier, en op de hele wereld, reik omhoog

zover je kunt, daar is niets om te begeren,

Wat dacht je, niemand wacht op deze dagen,

Vrij zijn kun je naar keuze, maar ik geloof

dat ik niet wil, staren naar het papier,

deze letters vallen er makkelijk op neer,

maar ook zo weer vanaf, alsof ze niet in

de inkt kleefden; spaar mijn lieve gedachten

in een doosje als voor lucifers; ik ben roekeloos

en zo je het niet deert ook nog waardeloos,

wacht op morgen dan is het hier ook veel

gezelliger. Doe wat je wilt en vergeet niets

of niemand, de dag dat ik van mezelf verlost

word, slaak ik, eindelijk opgelucht,

een bevrijde zucht.

 

 

 

 

 

 

 

———

 

 

 

 

 

 

 

Land van dromen, ik roep u aan, verweef

de eeuwigheid met mijn bestaan, een nieuwe

dag wacht om geboren te worden, warm

afscheid van de maan, de lachende stralen

van de zon komen eraan. Kriebelend en

kruipend is mijn wezen, rotting verraadt

aanwezigheid, waar het stinkt is leven.

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

De dag is een rijpe vrucht, die aan mijn

voeten valt, mijn weigering het orakel

van de morgen te aanschouwen moet stoï-

cijns zijn. Ik schrijf en schrijf al lang,

maar weet nog steeds niet wat mij bezighoudt,

wat mij ten allen tijden drijft. Suïcide is

overdreven, maar sinds ver over de grenzen

van mijn geheugen, ginder in het land van

het argeloze verleden, kan ik mij slecht

verdedigen tegen mijn gedachten met

betrekking tot het leven in het algemeen.

Er schuilt motivatie in wraak en zelf-

vernietiging. Mijn soort rijdt niet op

de kostbare natuur, maar kan het ook

niet anders meer en probeert te over-

wegen. Staar mij niet aan, ik heb de

dood in de ogen, zevenentwintig

jaren telt mijn leven nu.

Er zijn dingen die je beter niet weet.

Telefoon, fluitsignaal, stopwoord.

 

 

 

—–

 

 

 

 

Er zijn dingen die je beter niet weet.

Psychose is vermoeiend. Terminale agonie.

Complexe aanstelleritis. Geef me een

tiet, dan heb ik dat niet. Geef me tenminste

een goedgemeende kus, voor ik mezelf

uitblus. Maar nee, ach jee, je zit er niet mee.

Wat maakt het ook uit zolang je nog

kiest en ja of nee zegt… Zolang je niet

alles aan me uitlegt en jezelf nog begrijpt,

als je wéér een ander pijpt.

Wat maakt het uit,

er zijn dingen die je beter niet weet.

 

 

 

 

 

—-

 

 

 

 

Tranen branden op een wonde plek

tranen zijn zout, het bloed is zoet.

Den zomer huilt, dikke druppels, zware

bladeren vallen. Hoor mijn stem, proef

mijn geest. Nu lach je nog, maar wat

in duistere tijden als Hades jou niet

gebruiken kan, wat heb jij te bieden

dat zo waardevol is? Ik ken iemand

wiens ogen branden in afgunst. Wij

zijn gekomen en zullen blijven komen,

puur en alleen om de gevallen engel

het leven zuur te maken, in al zijn

verschijningsvormen, in leven en in

dood, want beide deren ons niet.

Liefdadigheid is een te zoete perzik,

wrang, het gevecht aangaan daarentegen

heeft zo zijn charme. Wraak ja,

geweld, nee. Hoor mijn stem, proef

mijn geest, tranen branden op een

verwonde plek, ze zijn zout terwijl

het bloed zoet is.De zomer huilt,

dikke druppels, zware bladeren

vallen, nu lach je nog.

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

 

Gal is mijn bloed, pijn is mijn zijn.

Mijn armen en knieën kapot, mijn hoofd

beukt, pijn is mijn zijn. Schreeuwend

schizofreen, onopgelost probleem, komt

tot stilstand, gaat in de achteruitgang.

Psychose is de natuur die helpt bij het

vluchten de bossen in, Hypertensie door

overbelasting, overbelasting door hyper-

tensie. Terechte reactie van het onver-

moede instinct. Pijn is mijn zijn.

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

Boom ik zie je staan, hier en in een

vreemd land, wie doodt er nu een boom?

Wie is er slachtoffer, in het voorbijgaan.

Wat is slim, wat is wijsheid. Wat een

verworvenheid, wat een eer, om boom te

mogen zijn, bekende uit een ver verleden,

plotsklaps geveld. Ik kende geen betekenis,

zo bleef ook ik onbegrepen. Blijf je staan,

beste vriend, stille getuige van leven,

blijf bestaan voor de dromen van mensen.

Ik voel je verdriet met heel mijn wezen,

hoor muziek uit verre tijden. Wat is

wijsheid, wat is nou slim, wat een eer,

wat een verworvenheid, om boom te

mogen zijn, bekende uit een ver ver-

leden.

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

Ik spreek je aan in je moeders taal en vertel

je een volkomen vreemd verhaal. Gelet op

structuur valt er proza noch gedicht te

bewonderen. Hoe word ik zo zuur? Vraag

me dat nog een keer als jij net wakker bent.

En daarbij, sinds wanneer ben ik jij? Wat

heb ik gekend, ziedaar, dat is mijn leven.

Daar kan het beste paard niet tegen en lust

het beste varken geen pap van. Ik blijf

vriendelijk en gebruik mijn voor- en

achterpoten, want je moet roeien met

de riemen die je hebt.

 

 

 

 

—-

 

 

 

 

 

Hoeveel maal kruip ik in de pen,

woorden zijn mij nutteloos gebleken.

Ik ben niet zot en waarachtig ben ik

deelachtig van mijn genot. Mij ontstemd

alleen de regen, de herfst en de twijfel.

Lieve pen, beschrijf me zoals ik ben, ik

wil niet spuwen en ik kan niet schreeuwen.

Daarbij kan ik niets onthouden, opbouwen,

behouden. Vuile woorden, getekend in

inkt, ik wil weten waar het stinkt, een

vinger in de pap, de rode lap. Woorden

zijn mij nutteloos gebleken, Hoe vaak niet,

kruip ik in de pen, besluip ik je van

achteren om vervolgens te vervallen in

blinde razernij. Lekker bij in een depressie,

in agressie of in scharlaken rode razernij.

Je staat weer voor joker, want wat rijmt

er nou op oker. Voordoor de rode lap,

voor een vinger in de pap. Wees zen,

mijn brave pen, wees zen; Zoeken

evolueren en nadenken,

het liefst, te voet.

 

 

 

 

 

—-

 

 

 

 

 

Flip je dekseltje de zevende hemel in,

leg je piemel tussen een deur en trek

deze dicht. Ik rook je afvallig en blaas

je omver, dus pacifist, activist, terrorist,

hasjis for semtex, semtex for hasjis.

Product van haat, destructief fabrikaat,

een goddelijk apparaat, voor chaos,

vernieling en verdere ontzieling,

telefoon, fluitsignaal, boem.

 

 

 

 

—-

 

 

 

 

 

Wat zou Boedha ervan zeggen, mijn

zegen hebben ze, als mijn leven muziek

is, en muziek mijn leven, het is voor een

goed doel, een moment van rust, van kijken

en nadenken. Mogelijk de viering van

de godheid en in zijn naam. Wordt dan

misschien een kleine hemel. Het Zelf,

het spiegelbeeld en de metaverse.

Het uitspansel ligt, is gefundeerd, op

de inspanningen van de goden. Lief-

dadigheid betrekt zich niet op mensen,

wees genereus naar de goden. Zelf

vraag ik en krijg antwoord, wees

genereus naar de aarde, die ons

ruim heeft toebedeelt, en genereus

naar de congiërge, de corvee-, de

opruimploeg. Wat zou Boedha ervan

zeggen, als ik een amfibie zou kruisigen,

of ik zou het aan willen gaan? Hij zegt:

“je weet toch dat je al vlees eet, stuk

na-ijverend onvermogen, je weet toch

al dat je vlees eet, je weet toch dat

je vlees eet.”

 

 

 

 

 

—-

 

 

 

 

Vloek niet, fluit niet, zing niet, zwijg niet,

zet strepen onder je uitwerpselen, die als

desperado’s voorbij komen scheuren op

crossfietsen. Sulfer is vuur. Vloeken is

seks en natuur was al taboe. De dokter is

een heks. Je praat, je praat, je praat en op

raakt mijn geduld, Vloek niet, fluit niet,

zing niet, zwijg niet en je bent zo

uitgeluld.

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

En dan zwijgt hij over de appel.

Het is, was er een voor de dorst, komt

tijd komt onraad uit een van de vier

hoeken van de kamer, als dat even

de wereld is. Ik kan me geen andere

omstandigheid herinneren, dan hier

niet te willen zijn, eens in de zoveel

tijd word ik bevorderd en soms, veel

te weinig trouwens, gedegradeerd, in

spirituele zin en evenzo salaris, wat

wil zeggen, dat god niet bestaat en toch

de touwtjes in handen heeft, Maar het is

allemaal eenvoudiger; ploep aan, ploep

uit, plof, de hemel valt op je hoofd en

het is voorbij. Voorbij met ik weet niet

wat, voorbij met het meta-versum; de

dag dat de doden opstaan, Een niet-

moment waarvan de uitkomst onzeker

  1. Een slinger als slot op een slot in

het niets. De meta-versa zijn het

resultaat van iemand die, wat

heet traag, met zijn of haar

knikkers speelt.

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

Vertel mij wat je weet, kunnen wij anders?

Kunnen wij iets, eigenlijk? Lieg niet, ik

ben al zo vaak bedrogen door een slimme

opmerking en ik weet nu eenmaal dat jij,

ik, of wij samen, niet zouden kunnen

optellen of verzinnen, mocht dat ineens

wél nodig blijken. De waarheid is een

driedelig pak dat iedereen aanzien

verschaft, ongeacht, zwerver, junk,

of dealer. Waarom het zo gemakkelijk is,

je erin te verschuilen. Drie appels voor

de dorst, een sinaas- om te persen, een

gewone om te eten, en een aardappel,

jam, jam, om te planten en te vergeten.

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

Je denkt en draait en niets veranderd.

Morgen. Een dag in de maand, een dag,

die komt en gaat. Gisteren is een ver

verleden. Laat je gezicht niet zien, hier,

domesticale dreiging. Waar is de uitgang,

wat doe ik hier nog, waar is de uitgang.

Alles stort in of gaat langzaam de grond

in, waar is de uitgang, waar is de voor-

uitgang. Morgen. Deze verbeelding klinkt

als de slagen van een drummer, bijna had

ik je gevonden. De signalen zijn. Wat is

waar, ik kende het nog niet. Je denkt en

draait en niets verandert. Genezing is on-

vindbaar, de mens is ziek. Een zombie ben

ik, zoals zo velen, Lalala, tranquilo eh.

Ja, ja, zombie. Bedek mijn onvrede met

rook en alcohol, te slim om snel dood

te gaan en te stom om het cirkeltje te

doorbreken.

 

 

 

 

—-

 

 

 

Disco, bobbelende meisjes in stoeibroekjes

en andere in leggings, in zeer korte rokjes.

Vandaag plaatselijke bewolking, hier en daar

een jarretel, en strippen met de plaatselijke

bevolking, Dat schudt maar en dat wiebelt

maar met teveel lak in het haar en ik

ontwikkel zo langzaam staar.

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

Een nacht in Amsterdam, waanzin,

waanzuit, hoer in, hoer uit, kwelling

met slaande deuren en mensen die net

iets te luid praten. Met mijn kater

de trappen afrollen en nog niet

beroofd worden, een nacht in Amsterdam,

waanzin, waanzuit, hoer in, hoer uit.

Ik geef U honderd gulden en honderd

punten, om mee te beginnen, U gaat door

voor de koelkast, de teevee, het huis en de

auto met een hip kontje, porsche bv.

U hebt liever een pootafdruk van Madonna?

Geloof mij, ik ken dat gevoel en geef U

nogmaals honderd punten, bv, honderd punten.

En een nacht in Amsterdam, waanzin, waanzuit.

Een nacht in Amsterdam, waanzin, Waanzuit,

hoer in, hoer uit, afrekenen vóór de lunch,

honderd punten, bv. Een nacht in Amsterdam,

waanzin, waanzuit, hoer in, hoer uit, recht

oversteken, nogmaals honderd punten,

honderd gulden en een paar contactlenzen

van Hans Anders vanwege al die kleine kut-

lettertjes van het contract dat ik hier

verbestendig. Honderd punten. Tot de

morgen komt, de poppetjes gezien,

en de kasten dicht zijn,

tot de trein weer naar huis gaat.

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

Wat ben ik groen hier op de verspring-

ende beats. House is alweer lang geleden

en nu volkomen normaal met verborgen

boodschappen, met satanische of anders-

matig gepeperde teksten, halfnaakt met

zwart gescheurde panty. Lelijke meisjes

bestaan niet, toch zie ik er wel gaan.

 

 

 

 

 

 

—–

 

 

 

 

 

 

Ach de waan, de waandenkbeelden, ik zag

je gaan, ik zag je gaan; de boodschap van een

onmogelijke vriend.Ik geniet van de stilte.

Bescherm jezelf, de grote geest is met ons.

Ben ik verbolgen over wat daarnet nog zo vrolijk

kroop of juist wegrende voor mijn naderende voet,

tevergeefs. De waan is een auto, bescherming

tegen hoge snelheden, die niet noodzakelijk

bereikt hoeven te worden. Het leven is een puist,

een goor gezwel dat erop los erupteert, zwart

bloed, zwart goud, en naar olie stinkende dollars,

Ach, de waan, de waandenkbeelden. Ik zag je

gaan, ik zag je gaan. Groen is de wereld, blauw

is de planeet, grijs of zwart is de aarde. Groen

is de wereld.

 

 

 

—-

 

 

 

 

Kind van een geest, een geesteskind, poppetje

loopt, boom, poppetje gaat zitten en valt in

slaap, poppetje heeft speer noch spies,

wordt verast door wolven en verspijsd.

Poppetje wordt verspijsd, maar de volgende

regel een nieuw poppetje, een nieuw symbool

voor een wijzer mens. Kind van een geest,

een geesteskind, vader en moeder van de

gedachte, ik die mijn vrouw mis en mijn kind,

wat zou ik voor vader zijn?

 

 

 

 

———

 

 

 

 

 

Ik ben geen held en versieren is niet mijn vakgebied, dus in mijn jonge jaren ging ik nogal eens naar de hoeren. Nu wil ik je vertellen over enkele van de vele prachtige dagen en nachten die ik daar heb beleefd. In mijn eeuwige zoektocht naar goede seks, kwam ik voorbij een piepklein bordeeltje, gevestigd in een woonhuis. Je moest eerst een trap omhoog en dan aanbellen….

 

De sleutel ging in het slot en ik werd binnengelaten. Er waren drie meisjes, twee donkere en een blank, blond. Bij mijn eerste bezoek had ik na ampel beraad het blondje gekozen, want de keuze was niet makkelijk, het waren alle drie prachtige meisjes; in ieder geval, van de buitenkant.

 

Het blondje, ik geloof dat ze Vicky heette (Vicky zit! Vicky lig! Vicky af!) zag er veelbelovend uit, en hield ook elke belofte. Zij was niet zo van hop erop en neuken en houdoe. Ze rekte en plooide zich; deed het langzaam, lief en teder. Ik zou nog vaak aan haar terugdenken. We hebben wat gepraat en wat gevreeën, achteraf nog samen een glaasje gedronken. Kus bij het afscheid maar verder niet echt indrukwekkend. Buiten was het intussen avond geworden en ik besloot nog even een cafétje te gaan pikken.

 

Qua bordeel zijn er betere plaatsen dus het duurde wel een tijdje voor ik daar weer voorbijging. Ik had hem goed hangen, de cafés sluiten vroeg op werkdagen. Weer die trap op, aanbellen; een onbekend gezicht deed me open, ze hadden een nieuw meisje aangenomen, voor tijdelijk.

 

Ze was slank, bijna mager, maar niet onknap; een brunette. Ik vroeg haar of ze beroeps was, ze antwoordde bevestigend, bevredigend. Daarna pas vroeg ik haar naam en of die blonde tante van de vorige keer er ook was, maar die was bezig met een klant en zou dat nog wel even blijven…Ik vroeg haar of ze net zo lief was, “Dat kan ik wel, maar eigenlijk ben ik wat wilder…”zei ze. Ik besloot er eerst maar eens een biertje over te kappen.

 

De bel ging; ze liet me weten, dat, als ik haar wou, dat ik dat dan even kenbaar moest maken, anders zou zij haar pijlen op de volgende gaan richten. Ik haalde haar erbij om samen een paar versnaperingen te kiepelen, een picolotje kostte 75 gulden, maar in de tijd dat ik nog twee pils gekanteld had, had zij, beleefd, net een beetje van haar bubbeltjes-limonade genipt. Natuurlijk had ik haar eerst gevraagd of zij daar wel wat aan verdiende, het antwoord was, ja. Boven de bar hingen een aantal kartonnetjes met een onduidelijke prijslijst. Ik vroeg haar of zij het even uit kon leggen.

 

Er was ook een kamer met bad en dat leek me wel wat, even wat spelen en spetteren en daarna een stevige wip, het was wel wat duurder, maar zeker de moeite waard als we een beetje haast zouden maken

 

Ik wil zelf altijd vooruit betalen, dat was daar gelukkig gebruikelijk, afrekenen 600 gulden voor een uur kamer met bad. Het bier was gratis.

 

Die club ging om 7 uur open, maar zij was nog maar net binnen komen waaien, daarom was ze nog niet in “werkkleding” , gewoon een spijkerbroek, t-shirt, gemakkelijke schoenen. Voor mij een extra reden om met háár mee te gaan.

 

Even dacht ik me, een tikkeltje mechanisch, uit te kleden, dat had ze meteen door en hielp me terwijl het warme water in bad liep. “Niet te warm graag” zeg ik nog…

 

 

 

 

 

Nu mocht ik haar uitkleden en dat ging niet vanzelf; hier had de gewenning nog niet toegeslagen. Heel voorzichtig haar schoenen uit, intussen maakte zij het knoopje van haar broek los, ietwat stuntelig ging ook die uit, t-shirt over haar hoofd, over haar armen. Ze had een leuk zwart setje aan, iets eenvoudigs, geen string. Haar bh lukte niet in mijn eentje, daar had ik een beetje hulp bij nodig, haar slip moest ze zelf maar doen, ik bedoel, betaald of niet, dat vind ik onbeleefd. Intussen had ik het behoorlijk warm gekregen, was zelfs een beetje verliefd geworden.

 

We zaten in bad en speelden een beetje met elkaar, mijn bier was alwéér op, ik mocht een slokje van haar, dat smaakte verassend goed.

 

Toen kwam de man met de hamer; ineens was ik zo zat als een toeter en kwam ik zachtjes jammerend uit bad: “Nu lukt het vast niet meer.” Ze keek me aan met een mengeling van

“ach jongen toch” en “dan ken je mij nog niet!”

 

Zoals het er uit zag was ik al tevreden geweest als ze me alleen maar wat had opgewreven, totdat ze op de deur zouden kloppen, daar wilde ze niets van weten: “Jij krijgt waarvoor je betaald hebt, dan kloppen ze nog maar een keer.” Ze droogde me vlug af en deed me in bed.

 

Het begon met een aai hier, een lik daar, ik vroeg haar of ’t wat wilder kon. “Wil jij niet lekker genieten?” was haar antwoord, “Ik dacht dat jij dat wilde…” Ik zei haar dat een beetje wilder ook wel eens leuk zou kunnen worden. Ze zei niets, ging op me zitten, wiebelde even en zette er, langzaam opvoerend, een flink tempo in. Dan weer wat langzamer om vervolgens nóg wat wilder te keer te gaan.

 

Nu wipte ze me het snot voor de ogen, zetten een weergaloos tempo in, liet me alle hoeken van de kamer zien, ook die van het plafond, ze leek ontembaar. Heerlijk was dat, voor, achter, links, rechts,op en neer, op en neer. Kettakketakkettak deed de lattenbodem van het bed, het plafond opende zich, ik stond tussen twee passerende treinen en de muren smeltten. Kettakkettakkettak deed het bed, ik kneep om niet meteen klaar te komen, nog even, nog even, dacht ik en liet los en liet gaan en gaan.

 

“Nou!” zei ze, terwijl ze het condoom bekeek, “jij hebt zeker wel even moeten sparen?”

“Nee,”zei ik, “jij hebt fantastisch werk geleverd,”…”Ik ben blij dat je tevreden bent…”

 

Terug naar de bar, nog even een laatste pils, voor haar een cola.

 

Bij de deur aangekomen duwde ze me iets in mijn hand, “Kijk straks maar,”zei ze. Ik stopte het in mijn zak en daalde de trap af. Voordat ik aanfietste keek ik even, het was, klein opgevouwen, honderdvijftig gulden. Haar naam ben ik helaas vergeten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

—–
Ik zag laatst zo’n wedstrijd, mannen met helmen en

beschermende kleren, een leuke visualisatie van een

uit het leven gegrepen fenomeen, tegenstrijdige

belangen. Je zag de mannetjes stuk voor stuk

proberen om de laatste yard te bereiken, zo

mogelijk ongeschonden.

Op de tribune zat er een met krukken, zoiets

noemen ze dan een kleine blessure. Het beroemde

kauwgompje dat we ook bij een andere balsport wel

eens zien, mocht niet ontbreken. De salto van de

coach, een krasse zeventiger. Een gesprek met de

financier en ineens is er een kwaad omdat ‘ie niet het

hele veld over heeft kunnen lopen. Bij nog een kick

off wordt de bal vervalst en kan de tegenpartij in

een pressie, met een aanvalsformatie de volle

honderdentien yards veroveren, het hele veld dus

Er is intussen al heel wat reclame gemaakt en er

zijn ook doelpunten gescoord, dat is nou aardig van

die scheids om altijd voor de tegenpartij te kiezen.

Dan wordt er een op de laatste yardlijn getackeld,

hij lijkt zwaargewond, hij maakt spastische,

hoestende bewegingen, ik was al helemaal in de

sfeer van stuiptrekkingen gekomen vanwege de

zakjes ijs en de onderlinge competitie die vurig

bestreden genoemd kon worden. Even later zie ik

het. Ze hebben gewonnen, de bal wordt geslamd en

nu lijkt er een elftal kippen gelijktijdig een ei te

moeten leggen. Het is feest en dat is hun

vreugdedansje.

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Ik heb je nog niet verteld van het huis van Miranda. De zede daar is liefde tegen betaling, maar deze betaling gaat volgens het principe: wat de gek ervoor geeft, wat is het je waard? Zo vaak de ware ontmoet, dat moet toch iets waard zijn, dacht ik..

 

Om binnen te komen moet je aanpappen met de barvrouw-juffrouw-juffer. Als je wilt trouwen, moet je bewijzen dat je geleefd hebt, handelen.

 

Ben je geslaagd, dan stelt ze de meisjes aan je voor; stuk voor stuk, jonge, mooie en gewillige meisjes. Je maakt je keuze, wat je maar wilt en je mag een proefnummertje draaien. Als dat bevalt mag je blijven. Je leert er respect, je leert liefde, die als volmaakte aansluiting, je leert er aanbidden.

 

Bij mijn eerste poging tot seks, rees bij mij het vermoeden dat de hemel er net zo uit zou zien, mocht dat later niet zo blijken te zijn, keer ik om bij de poort en zullen ze mij daar niet zien.

 

Mijn eerste meisje was gebruind, blank, met sproeten, middelgroot en zeer stevig gebouwd, zeer goed voorzien. Daar ik iets aan haar moet vinden, dat haar typeerd, dan zeg ik maar dat ze een enthousiaste spring-in-het-veld was, die beet, krabde, spuugde en vloekte, als het zo uitkwam. Ze greep me lekker stevig vast en was ook goed te grijpen, de kleine domina. Ik gaf haar tiet een mep en die golfde wat, zij wapperde met mijn geslacht en hapte in een ei. Ik rilde. Vrede was in het huis

 

Zeg me, dat het niet zo is, zeg me, dat het niet zo is, zeg me, dat het niet waar is, zeg me, dat ik niet geloof, dat ik niet in haar ogen kan kijken. Ze heeft gelijk, ze is het niet waard. Maar wat als mijn ogen mij bedriegen? Dat doen ze niet, ze is waardig en waarachtig mooi, bloedmooi. Als ik niet van haar mocht houden, had ik het niet gedaan. Maar wat als mijn ogen mij bedriegen en zij nauwelijks geïnteresseerd is? Wat als ik het niet aankan, wat, als zij wint en ik haar pooier wordt? Mijn liefde wil zeggen dat zij alle kaarten in handen heeft. Dat wil zeggen dat zij bepaalt, of er gedeeld wordt en zo ja, wanneer. Wij zijn geboren om te dienen, zij en ik, wij zijn geboren om te bedriegen, geboren om te beminnen, zonder de gebruikelijke vragen. Vraag me wat je wilt, ik kan zelfs zonder haar. Ik kan er mee leven haar te moeten missen. Laat ze zeggen wat ze wil, ik heb nooit gezegd dat ik perfect ben, in de zin van foutloos. Maar ik kan desgewenst, als me de tijd gegund wordt, haar haar waardigheid bewijzen, ze is misschien de enige die me kan volgen. Slechts liefde moet mijn doel zijn, maar liefde betekend ook dat ik dit niet toe kan laten, dat dit nooit meer gebeurd. Wat heeft haar zo verscheurd, dat het me pijn doet naar haar te kijken, ik zou geen mens meer willen zijn als het niet zo was. Ze is me meer dan meester. Ik dacht dat ik mens werd door om me heen te kijken, nu herontdek ik de menselijkheid, nu ben ik liever bij haar al weet ik van een gebrek aan ruimte. Ik beveel haar aan, hoop stilletjes dat die blik ooit in de ogen van alle mensen zal liggen, zonder de pijn die er bij schijnt te horen en die eraan voorafgaat. Mijn ras, dat is haar soort, ze sloeg me met de kracht van haar inwendige, haar intrinsieke waarde.

 

Ik mocht terugkomen, ik ben vaker bij haar geweest, zij is degene die ik mij het beste herinner.

 

Het tweede meisje hield, wat het eerste beloofde. Even volupteus, iets groter, iets slanker en niet donkerblond maar een donkere brunette was ze. Haar specialiteit was tederheid. Ze geurde niet naar vlees, maar naar rijke lotion en eau de cologne. Le jardin, maar dan anders. Een bloementuin die geurt naar appelbloesem, met een grote houten badkuip in het midden, met geurende kruiden en met de odeur van rozen op de achtergrond. Lekker of lekkerder was niet van belang. Dat ze alleen voor mij bestond deerde me niet.

 

 

Een blik van haar en ik zwijg, geen duizend woorden, een blik en ik zwijg. Ik wilde graag wat vertellen, ik kende een verhaaltje, maar op papier stel ik al net zoveel voor als in bed. Kan ik nog zonder haar roze oortjes, haar witte sokjes? Ik wilde het, ik heb haar gebruikt, misbruikt, verkracht tegen betaling. Toch hoop ik dat ze vlam vat, als ik bid, dat ik haar mag hebben, bezitten, minnekozen. De god die ik kende, had geen naam, zij, daarentegen, mag mijn godin zijn, zo wijs als ze is. Misschien hoorde ik haar zeggen dat ze me liefhad. Ze heeft me lief, ik denk dat ik dat wel gevoeld heb. Ze heeft me lief, ik heb haar lief, ze is een lieve meid. Als mijn kussen evenzo overkomen als de hare, dan zit ik gebeiteld, dan ben ik nu niet alleen. Dat heeft zij me geleerd. De enige is ze niet, ik twijfel, maar niet aan haar. Ik lijd aan de tijd die ons niet gegeven is, de tederheid die ik zo gemist heb, een blik en ik zwijg

 

Wat moet ik doen om haar hart te winnen, maar een dag eerder, dat morgen of over een jaar is zo ver weg. Luister, zie, ik aanbid haar, maar ik twijfel. Zou ik echt iets voor haar kunnen betekenen? Mijn ongeloof reikt tot aan de horizon. Wees het begin en het eind van mijn letteren, zo vraag ik om haar vermogens, zo vraag ik naar haar. Dit is mijn beste poging tot nu toe, ik probeer mijn best te doen, zou iedereen dat maar doen. Deze wereld heb ik niet geschapen, zelfs niet in mijn dromen. Zij heeft er geen profijt van, zo ver als ik ga, liever zou ik winst voor haar zijn zonder geldelijke beloningen. Zou er nog troost zijn, zijn mijn armen net zo sterk als die van haar? Ik val, maar voor ik me in de diepte verdiep, wil ik haar vragen, of we elkaar echt wel kennen en kunnen lijden, of wij elkaar echt willen dragen. In de eenzaamheid herken ik het noodlot, alleen zijn. Een veeltal van excuses zou ik haar op willen sommen. Redelijk, ik ben verliefd op haar geweest, ik mag graag van haar houden. Als dat kan, zonder afstand, zonder geldelijke beloningen.

 

Nog een meisje kwam en stelde zich voor, waar geluk in drievoud, viervoud, vijfvoud. Dromen van dromen

 

Mag het licht uit, mag het licht uit, als ik je in mijn armen sluit, mag het licht uit, dan lijkt het of ik droom.

 

Het licht is zo hard, in het donker zie ik haar wallen niet, niet het steen van haar tanden. Ik ken haar lichaam goed, en die kennis word mij teveel. Als ze me kust, kus ik terug, met al het gevoel dat ik in me heb, neuken kan ik niet, wil ik haar versieren zal ik het waarschijnlijk toch van mijn kussen moeten hebben. Als er al iets is dat werkt, dan zou ik graag laten merken dat ik smelt in haar armen; ik hou van je klinkt zo banaal als je kust als een platvis.

 

Meisjes kwamen en gingen, er was leven daar, de meeste kwamen en bleven. Als ik nu aan seks denk zal ik moeten kiezen. Het is een hele reis naar Huize M. In andere huizen is het plezier niet zo onverdeeld, niet zo hartverwarmend, maar het is wel een hele reis naar Huize M.

 

Ook respect voor jezelf telt, ik werd gezien, ik werd geleerd. Ik kreeg een kamer en een sleutel voor het pand. Die sleutel is nu voor jou, vind je weg in het donker, het huis staat aan een laan, midden in een park, de gevorderden mogen een meisje mee naar buiten nemen, om samen naar de bomen te luisteren, of naar het ruisen van een beekje. Voor mij staan de deuren altijd open, deze sleutel is voor jou.

 

 

 

 

—-
Tobias is acht jaar, stel je voor, acht jaar. Hij kan al

heel wat Engels en rekenen, daar is hij goed in.

Duits kent hij ook, zijn vader komt uit Oostenrijk

en daar praten ze Duits, zeggen ze, en ze doen goed

hun best, maar echt Duits zullen ze daar nooit leren.

Echt Duits en echt Engels spreken wij alleen hier, op

school.

Tobias’ opa is minstens honderd, hij is heel lief en

heeft zijn eigen tanden nog, die hij gekocht heeft bij

de orthodontist, de plastiekentanden maker.

’s Nachts legt opa zijn haar op het voeten eind en zijn

tanden op het nachtkastje, dat vind Tobias best eng,

stel je voor dat hij voor het slapen ook nog zijn

armen en benen in de kast zet, zijn buik open ritst

en zijn omhulsel aan de rand van het bed laat

liggen, brrr.

Tobias’ opa is pas overleden. Tobias begrijpt het

niet goed, waarom is hij overleden en komt hij nu

nooit meer terug? Moeder zegt van niet. Als ze dat

zegt kijkt ze heel verdrietig. Tobias begrijpt dat het

heel erg is, als er iemand dood gaat. Hij probeert

braaf te zijn, hij probeert niet alles te willen

begrijpen, maar dat lukt hem niet.

Pas veel later begrijpt hij dat zijn opa voortaan

altijd bij hem is. Hij weet dat hij alleen is, maar

toch, zijn opa is nog ergens, in de hemel, zegt

moeder, maar Tobias gelooft niet in dingen die je

alleen kunt geloven en niet kunt zien. Hij zegt: “one

down, two to go!” Niet begrijpend dat de tijd (steeds

verder) wegtikt….

 

 

 

—-
Ik ging naar parenclub “safe en discreet” dus

ik stond daar voor de deur en belde aan, “string, string!”

Een meisje met een hele dikke bril deed open. “Komt U

binnen, mevrouw,” zegt ze, “Wij waren al op U aan het

wachten.” Binnen zaten ze aan de koffie met koek. “Zo!”

zegde ik, “Zijn jullie alvast zonder mij begonnen.” Uit

mijn binnenzak haalde ik een pakje condooms, stak er

een aan en gaf die meteen door, “Extra strong,” zei ik

“De allerbeste.” Van een man met ski’s mag ik even

Op zijn fluit blazen, maar ik weiger beleefd. “Daar is het nog

veel te vroeg voor.” Wat later hoor ik hem iets van Wagner

spelen. Ik probeerde het niet te horen. Wagner, en dan

op een blokfluit, je kunt hier echt alles verwachten.

Het meisje (van die dikke bril) begint een strip-show;

aanvankelijk laat dat me koud, ze heeft wel mooie ogen…

Plotseling valt mijn oog op een nieuw nummer

van “Asterix”, ik geef een gil, die moet ik hebben.

Als ik met haar naar bed ga, is tie van mij. Ik probeer

nog af te dingen,maar ze is onverbiddelijk en er

zijn nog meer kapers op de kust. Ik stem toe.

Zij gaat even de sleutel halen en komt zo terug.

Ik snuffel even aan het boekje,het ruikt lekker

vertrouwd. Dan schuif ik het onder mijn trui

en schiet de deur uit. Buiten adem en flink bezweet

kom ik thuis, leg de “Asterix” vast klaar op de wc en

besluit mezelf maar eens flink te verwennen. De onderbroek

die ik precies een week gedragen heb, eet ik meteen

op, rauw met een beetje ketchup. Bijna voldaan

steek ik nog een condoom aan. Ziezo, nu nog even

de kat neuken en dan naar bed. Ik stak mijn duim

in mijn reet en ik was vertrokken.

 

 

 

 

—–
Biba werd vijf jaar geleden geboren. Nog een

nachtje slapen. Morgen wordt hij vijf. Moeder zegt

dat het bedtijd is. Vader zegt dat Biba morgen

jarig is. Hij wordt al zo een grote jongen.

 

Biba kan niet wachten. Moeder vraagt of Biba zijn

tanden al gepoetst heeft. Biba doet graag wat

moeder vraagt, hij wast zichzelf, hij trekt zijn

pyama aan en poetst zijn tanden. Voordat hij

gaat slapen zegt hij ook nog een gebedje, want

hij is niet alleen braaf, maar ook nog erg dom,

dat hebben zijn ouders hem zo geleerd. Dan gaat

hij slapen, morgen is een grote dag.

 

Hij droomt van allerlei beestjes. Hij droomt van

waterijs in de zomer. Hij zou best een ijsje lusten.

Hij droomt van jongetjes en meisjes, de meesten

vind hij wel leuk. Soms ligt hij in zijn slaap hard te

lachen, te kraaien van plezier. Dromen vind hij

fijn, maar dromen zijn soms eng of raar, daarom

droomt hij verder als hij wakker is. Dat kan hij

goed. Dan is het ineens morgen. Biba is jarig.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
Withete momenten, seks op tv, seks op tv,

Beverly Hills 90210, Baywatch en Dallas ‘s morgens

om negen uur, talkshow hier, talkshow daar,

diverse datingprogramma’s. Heel veel zeep en

zeepbellen, een zwijm van seks op tv, drie kanalen

hardcore, seks op tv. Langzaam worden we gaar

gestoofd om te kunnen dienen in een mannen-

wereld, en daar is Linda de Mol weer, dat

wordt smullen! Whaaa, seks op tv, De Vierde

Man, seks op tv, De Liftster. Seks op tv. De

verfilming van het boek. Seks op tv.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

——
En dan volgt er nog wat, je zou toch zeggen.

Amsterdam, Berlijn, Parijs, Den Haag, Moskou,

Warschau, dasvidagna Polen, Tjecho- Slowakije,

Joegoslavië, Hongarije, Roemenië, en dan volgt er

nog wat, dat is alleen Europa nog maar, wat te

denken van Manilla, Bankok, Shanghai. Je vindt

ze in de havens. Je vindt ze in de grote steden.

Meisjes in alle soorten, maten, geuren en kleuren,

voor geld is alles te koop. En dan volgt er nog wat,

je zou een snuifje kunnen proberen, genoeg te zien

is niet moeilijk meer, zet je tv maar eens aan.

Geen grote obstakels, je wilt wat zien? Dan druk

maar op het knopje.